donderdag 25 mei 2023

Een wandeling in het park

Een nieuwe lente en hetzelfde geluid. Dit aangepast vers van Herman Gorter vat goed de gortige situatie samen die de bezoekers van het Antwerpse park Den Brandt moesten ondergaan vorig weekend, tijdens de eerste zonnige zondag van de nieuwe lente. Hoewel zij naar het mooie park waren gekomen voor de rust van een groene omgeving, werden zijn voor een groot deel van de namiddag geteisterd door het hels lawaai van trommels en vrouwengegil, afkomstig van Marokkaanse feestvierders. Er was geen ontsnappen aan: de geluidsoverlast drong zelfs door tot de verste uithoek van het park waar David verstoord stond te kijken, zijn katapult machteloos in de rechterhand.

 

Het was niet duidelijk waarover men zich het meest moest verbazen: de gelatenheid waarmee de parkbezoekers de oorverdovende heisa ondergingen, dan wel de vanzelfsprekendheid waarmee de trouwpartij zich de publieke ruimte toe-eigende, zonder enige consideratie voor de rustige mensen (ook met kinderen) in het gras. Het bruggetje over de gracht werd over de hele breedte langdurig bezet voor foto’s, zodat wandelaars niet door konden. En ongeoefend oog zou kunnen afleiden dat het allochtone gezelschap het park had afgehuurd en andere bezoekers had toegelaten.

 

FEEST IN HET PARK

 

Deze lawaaioverlast kan natuurlijk worden weggewuifd als tijdelijk en anekdotisch. Sommige mensen zijn nu eenmaal uitgelatener en maken meer lawaai dan andere. Leven en laten leven, nietwaar. En vermits het hier gaat over allochtonen kan elk protest tegen hun asociaal gedrag gemakkelijk worden veroordeeld als multiculturele intolerantie in een intentieproces dat abstractie maakt van de concrete realiteit. Want ervaringsdeskundigen van het park herkennen het ritueel dat ze al vele malen hebben gezien tijdens de weekends in de lente- en zomermaanden: de colonne luid claxonnerende luxewagens, het halthouden op openbare weg en voetpad, de dreigende agressie tegen wie daarover een opmerking durft maken (uit het leven gegrepen), de invasie van park en het kabaal van de talrijke feestelingen.

 

Eerder dan te dienen als argument in een polariserend discours zou deze ‘anekdote’ aanleiding moeten zijn om na te denken over het beheer van de openbare ruimtes, a fortiori in een stad met 530.000 inwoners. De centraal gelegen parken van Antwerpen samen hebben een oppervlakte van 136 ha. Dit betekent 2,6 m2 park per inwoner. Een absurde berekening natuurlijk, maar ze geeft goed aan hoe schaars de groene ruimtes zijn. Toch zijn ze vrij toegankelijk, vanuit de veronderstelling dat de parkliefhebbers zich in de stedelijke natuur laten opnemen, i.p.v. er zelf agressief bezit van te willen nemen. Dit impliceert consideratie voor flora en fauna, respect voor de medebezoekers en instandhouding van de netheid en rust die men met een park associeert. Kortom: een sociale houding en elementaire burgerzin. Een vanzelfsprekendheid voor de meerderheid van de bezoekers. Maar niet voor iedereen.

 

Wie gaat wandelen in buitenlandse parken wordt telkens getroffen door de algemene sfeer van sereniteit die er heerst. Het Parc Buttes-Chaumont in Parijs, de Jardin Massey in Tarbes, Hyde Park in Londen, de University Parks in Oxford of het prachtige Parque del Buen Retiro in Madrid: het zijn uitgestrekte oases van rust waar het gedruis van de omringende (groot)stad, hoewel dichtbij, nauwelijks hoorbaar is. Niemand maakt er kabaal, en mocht er al iemand de neiging daartoe vertonen, dan zou hij dadelijk worden ingetoomd door de sociale controle van andere parkliefhebbers, of door de discreet aanwezige ordehandhavers. Parken zijn er wat ze moeten zijn: natuurlijke vluchtheuvels waar het goed toeven is, niet het minst dank zij het sociale gedrag van de bezoekers.

 

RECREATIEZONE

 

Hoe anders is het in onze parken, waar passanten vuile pizzadozen, lege flesjes en ander afval achterlaten, groepjes jongeren de stilte verjagen met hun dreunende bluetooth luidsprekers en allochtone feestvierders de ruimte monopoliseren met hun kabaal. Tegen dergelijke vormen van asociaal gedrag moet de overheid optreden, maar die geeft niet thuis. Integendeel, door een slimme woordkeuze probeert zij de perceptie van de groene ruimtes te wijzigen en inherente laksheid te verbloemen als breeddenkende tolerantie. Zo sprak de Antwerpse burgervader in zijn mail ter zake niet één keer over het ‘park’, maar wel over een ‘recreatiezone’ waar bezoekers zich ‘ongestoord’ kunnen ontspannen. Het volstaat om het park te herbenoemen als multifunctionele ruimte om het begrip ‘sociaal gedrag’ te verbreden en de houding van laissez-faire te verantwoorden. Het park is immers ook de plaats van zgn. ‘feestlocaties’, zoals Jazz Middelheim, dat tijdens een groot deel van de zomer de rust verjaagt. Geen alleenstaand geval overigens, zoals de recente klachten over geluidsoverlast in het Brusselse Groentheater illustreren. Of de opvallende mildheid tegenover de allochtone feestvierders electoraal is geïnspireerd blijft een open vraag.

 

A WALK IN THE PARK

 

Het garanderen van stille groene ruimtes in dichtbevolkte stedelijke agglomeraties is in Vlaanderen geen prioriteit, hoewel de nood eraan hoog is. Nochtans is dit een bij uitstek Vlaamse, zelfs lokale bevoegdheid. En wat we zelf doen, doen we beter. Zoals in zo vele andere materies schiet de indolente overheid echter pas in actie wanneer gemediatiseerd protest haar imago bedreigt. Maar zo’n veralgemeend protest tegen de (geluids)overlast in de groene ruimtes zal er nooit komen. Wie ermee wordt geconfronteerd ondergaat ze, of blijft er weg. Ondertussen worden luidruchtige feestvierders en andere asociale bezoekers ongemoeid gelaten. Als de kat van huis is.

 

Met het aanbreken van het warme seizoen zullen de schaarse stedelijke groene ruimtes weer massaal worden gebruikt als gemeenschappelijke tuin door parkliefhebbers die er zelf geen hebben. Vooral op de vrije dagen is de toeloop aanzienlijk en vergroot het gevaar op asociaal gedrag. Maar het park is van iedereen. Het is daarom essentieel dat de orde wordt gehandhaafd, asociaal gedrag beteugeld en de rust gegarandeerd die eigen is aan een groene omgeving. Alleen dan zal een wandeling in het park ook ten volle betekenen wat ze voor de Engelsen vanzelfsprekend is: a walk in the park.


Henri Pelissier

Germanist, postgraduaat media- en informatiekunde 

vrijdag 10 februari 2023

ChatGPT en taalonderwijs: geen alibi voor abdicatie

Over ChatGPT is al veel inkt gevloeid. De generatieve taalmodule heeft een polemiek gegenereerd die de geesten nodeloos verdeelt. Al wie de chatbot heeft uitgeprobeerd kan zich alleen maar verbazen over het technologisch vernuft dat schuilgaat achter de schijnbaar menselijke interface. Pragmatisch ingestelde copywriters en programmeurs maken er al dankbaar gebruik van in de uitoefening van hun job. Over de toegevoegde waarde van ChatGPT kan geen twijfel bestaan.

Desondanks komt er sterke kritiek vanuit academische hoek (*). Vooral docenten in de humane  wetenschappen vrezen dat de online tekstgenerator de academische grondigheid aantast, het taalonderwijs ondermijnt en de deur wijd openzet voor plagiaat. De meest rabiate tegenstanders zouden ChatGPT zelfs totaal willen weren uit de onderwijsomgeving. Als hedendaagse technofobe Luddites zijn ze blind voor het technological imperative: alles wat is uitgevonden zal ook worden gebruikt.

De vrees is nochtans terecht. Zowel in het hoger als in het middelbaar onderwijs zijn kennisverwerving, logische denkprocessen en schrijfvaardigheid cruciale leerdoelen. Om ze te evalueren baseert de docent zich op geschreven output. ChatGPT zet deze vorm van beoordeling op de helling en maakt de  plichtbewuste docent paranoïde. Meer dan ooit immers zweeft de twijfel over elke tekst die te mooi is om waar te zijn. Nu hoeft de plagiërende student zelfs geen coherente synthese meer te maken met de stukken tekst die hij/zij heeft gejat: geef ChatGPT de juiste prompt, en hij doet het allemaal zelf, onjuistheden inbegrepen. Het ontwikkelen van digitale strategieën tegen academische fraude is daarom een prioriteit, niet het minst voor het hoger onderwijs waar papers bepalend zijn en individuele detectie moeilijk is wegens de grote aantallen.

In het middelbaar onderwijs is dat anders. Niet omdat geschreven werkstukken daar minder belangrijk zouden zijn: niets is minder waar. Syntheses, verhandelingen, boekverslagen en dgl. blijven essentiële leermiddelen voor de ontwikkeling van denkvermogen en taalvaardigheid. Deze  schrijfopdrachten supprimeren wegens ChatGPT is geen optie. Bovendien is detectie niet zo moeilijk. Elke leerling heeft immers een persoonlijke schrijfstijl, inclusief de taalfouten, die grondig verschilt van het gladde ChatGPT-proza waarvan de stijl opvalt door gebrek aan stijl. Een perfect geschreven tekst is reden voor argwaan. Zo kreeg ik in mijn loopbaan als ‘tekstverbeteraar’ ooit een ‘Aha!’-moment toen ik de tekst van een verdacht goede boekbespreking herkende. Na wat opzoekwerk vond ik het origineel terug: het was hetzelfde werkstuk dat een bijzonder begaafde leerling twee jaar voordien had ingediend. Ze kreeg er een hoog cijfer voor, waarna ze haar bespreking ‘verkocht’ aan een Nederlandse spieksite. Daar had de plagiërende leerling ze gevonden en gedownload, en dan verbatim ingediend onder eigen naam. Kortom: een alerte leerkracht die zijn/haar pappenheimers kent herkent al gauw bedrog, ook zonder digitale ChatGPT-fraudedetectors als GPTZero. 

Plagiaat valt natuurlijk niet uit te sluiten en niet elk bedrog wordt ontdekt. Eerder dan het misbruik van ChatGPT te beteugelen is daarom het nodig de mentaliteit te wijzigen die aanleiding geeft tot fraude. Als leerlingen het resultaat belangrijker vinden dan het leerproces, als ze schrijfopdrachten ervaren als labeur i.p.v. een uitdaging, als ze teach to learn aanvoelen als teach to test (Chomsky), als ze liever frauderen dan te leren, dan is something rotten in hun perceptie van de school. Bedrog is niet alleen het gevolg van voorbijgaand opportunisme, het is ook een kwestie van attitude. 

Maar het grootste gevaar van ChatGPT schuilt bij de leerkrachten. De tendens groeit al een tijd om het schrijfonderwijs af te stemmen op de digitale werkelijkheid. Communicatie via het scherm(pje) verloopt anders dan op papier: snel en bondig i.p.v. uitgebreid en secuur. Het is verleidelijk voor de taalleerkracht om ‘mee te gaan met zijn tijd’ en minder hoge eisen te stellen. Het resultaat wordt zichtbaar in het hoger onderwijs, waar professoren zich verbazen over de taalfouten en het pover redeneervermogen van hun studenten (**). 

ChatGPT kan deze neerwaartse trend nog versterken. De capaciteit van de chatbot om zelf teksten te genereren kan een bijkomend voorwendsel zijn om het schrijfonderwijs aan te passen en geen lange schrijfopdrachten meer te geven. De onderwijstaak wordt er meteen ook lichter door, want lopende tekst corrigeren is lopendebandwerk. Maar er is geen alternatief. Als men de kerndoelen van het schrijfonderwijs wil realiseren zoals foutloos taalgebruik, een synthese schrijven, een samenhangend betoog opbouwen of een opinie beargumenteren, dan is er maar één leermiddel, namelijk uitgebreide schrijftaken geven. ChatGPT kan geen alibi zijn om daar van af te zien en de lat lager te leggen. De taalleerkracht haalt er zich een hoop werk mee op de hals, zoals de eigen onderwijservaring heeft geleerd. Maar de compensatie voor dat labeur is de zekerheid dat men taalcompetente leerlingen vormt, die in de toekomst geen chatbot nodig zullen hebben om uit te schrijven wat ze zelf niet kunnen verwoorden.

*

https://www.standaard.be/cnt/dmf20230202_97196935

 **

https://www.standaard.be/cnt/dmf20230205_97856294

donderdag 26 januari 2023

 Het onderwijs: terug naar de essentie.

 

De aan de gang zijnde polemiek over het Vlaams onderwijs reveleert het bedenkelijk niveau van het intellectueel debat in Vlaanderen. Politici proberen mekaar vliegen af te vangen met profilerende oneliners voor de galerij, terwijl onderwijsexperts schermen met vaag ‘wetenschappelijk onderzoek’ om de eigen standpunten te bewijzen, ook al zijn die tegenstrijdig. Als gevolg van dit imbroglio worden nefaste beleidsbeslissingen genomen op basis van betwistbare hypotheses.

 

Een eerste misvatting betreft de taalachterstand. Het besluit om ouders van kinderen die niet slagen voor de Koala-test financieel te sanctioneren getuigt van weinig inzicht in taalverwerving. Opvoeding gebeurt in de moedertaal: dat is een universeel gegeven. Baby’s en kleuters leren de moedertaal begrijpen en spreken dank zij hun ingeboren aanleg. Dit language acquisition device (Noam Chomsky) laat hen ook toe intuïtief een tweede taal aan te leren. Maar deze vorm van taalverwerving kan enkel slagen indien het kind continu wordt blootgesteld aan de doeltaal. In een monolinguaal gezin is dit niet mogelijk. Het kind zal daarom buiten het gezin zijn/haar ‘taalbad’ moet krijgen om Nederlands te leren, en de school is daartoe het best geschikt. Elk kind kan dus perfect Nederlands leren op dezelfde natuurlijke wijze als de moedertaal: door nabootsing en herhaling. Deze niet-cognitieve taalverwerving is enkel mogelijk tijdens de zgn. ‘critical period’ (Lenneberg): de belangrijke tijdspanne tussen de kleutertijd en het begin van de puberteit. De Koala-test op de leeftijd van vijf jaar komt dus te vroeg en stigmatiseert onnodig de tragere kinderen die meer tijd moet worden gegund. Als ouders al moeten worden gesanctioneerd, laat het dan zijn omdat ze zélf (nog) geen Nederlands kennen.

 

Een tweede dwaling betreft de gelijke onderwijskansen. Jarenlang werd gefocust op de noden van kinderen met talige of sociale achterstand (GOK) of met specifieke onderwijsbehoeften (M-decreet). Die bekommernis is terecht. Alleen mag inclusief onderwijs niet gaan ten koste van de leerlingen aan het andere einde van het verstandelijk spectrum. In heterogene klassen met vooral kansarme kinderen daalt het niveau automatisch, waardoor het potentieel van de sterkere leerlingen niet ten volle wordt aangeboord. Paradoxaal genoeg krijgen zij daardoor geen optimale ontwikkelingskansen, hoewel dit toch het doel is van het GOK-decreet en de essentie van goed onderwijs. Er is niets mis met onderwijsvormen waarin de lat hoog wordt gelegd. Differentiatie betekent niet discriminatie. Ook beter presterende leerlingen moeten terecht kunnen in een onderwijs waarin ze maximaal worden uitgedaagd, waar kennis, geheugentraining en autonome denkprocessen terug centraal staan, waar objectieve evaluaties worden aanvaard i.p.v. betwist en waar excelleren geen vies woord is. Homogene leerlingengroepen zijn trouwens niet alleen gunstig voor de verstandelijke ontplooiing, maar ook voor het emotionele welbevinden. Kinderen voelen zich gelukkigst in een klas met gelijken (peers) omdat ze hun zelfbeeld spiegelen aan het sociale referentiekader (het Big-fish-little-pond-effect van Herbert Marsh).

 

Een derde heikel punt is het aanslepende lerarentekort. Naast de statutaire versoepelingen als middel om zij-instromers te lokken begint het eindelijk bij iedereen te dagen dat de jobinvulling zelf het voornaamste obstakel is voor de rekrutering van goede leerkrachten. Idealistische jongeren willen in vrijheid kunnen lesgeven: dat is de essentie van het onderwijs. Maar zij worden afgeschrikt door de bijkomende administratieve taken, de verplichte rapportering van alles en nog wat, de permanente controle en de beperking van de autonomie, die toch een noodzakelijke voorwaarde is voor professionele voldoening. Het besef bestaat al lang, maar er wordt niets mee gedaan. Reeds in 2013 stelde toenmalige minister van Onderwijs Pascal Smet drie ‘planlastverminderaars’ (sic) aan (o.a. ere-inspecteur-generaal Peter Michielsens) om de planlast van leerkrachten in kaart te brengen. Dit resulteerde in een relevant rapport (‘Kick-off planlast ’) dat in 2015 werd gepresenteerd, maar tot vandaag dode letter is gebleven.

 

En zo gaat het altijd. De problemen zijn onderzocht, de pijnpunten blootgelegd, de mogelijke oplossingen in kaart gebracht: hoog tijd dus om het roer drastisch om te gooien. Maar dat gebeurt niet. In plaats daarvan doet men datgene waar men in het Vlaams onderwijs in uitblinkt, nl. werkgroepen oprichten, vergaderen, visieteksten schrijven, rapporten opstellen en discussiëren. Ook Minister Weyts installeerde onlangs nog een ‘Commissie van Wijzen’ (sic) die ‘in de luwte’ (sic) mogen brainstormen over het lerarenambt. Je vraag je af wat zij gaan vinden dat al niet vele malen is gezegd en herhaald. Ondertussen stoomt de tanker stuurloos verder in de verkeerde richting, terwijl de kapitein en de bemanning in de kantine zitten te palaveren over welke kant het nu op moet.

zaterdag 14 januari 2023

Schrijf duidelijk!

Het is een opmerking uit mijn kindertijd. In de lagere school werd ons geleerd mooi tussen de lijntjes te schrijven. Er waren er vier: twee basislijntjes om de 'gewone' letters horizontaal te leren schrijven, een lijntje erboven als grens voor de letters met een 'uitsteeksel' boven, zoals 'b', 'k' of 'f', en een extra lijntje onder voor de letters een verlenging naar onder, zoals 'g', 'p' én 'f'. Zo leren schrijven was een goede oefening in concentratie, focus, netheid en zelfs calligrafie. Het mooie geschrift van sommige bejaarden illustreert hoe leesbaar leren schrijven een levenslang automatisme kan worden. Vandaag kunnen  vele jongeren niet mooi meer schrijven, maar snel typen des te meer. Het is een teken des tijds dat zelfs de gekende Amerkaanse linguïst  John McWorther het nut van lessen in manueel schrijven ('cursive' - wat ook schuin schrijven suggereert) in twijfel trekt: het is messy en alles wordt toch ingetikt en geprint vandaag (artikel NYT). 

Mooi leren schrijven is bij mij geen automatisme geworden, tot grote ergernis van mijzelf. Dat was al zo in mijn studententijd. Ik benijdde medestudenten die tijdens de colleges tegelijk goed konden luisteren en netjes noteren. Terug op kot gekomen kon ik dikwijls mijn eigen notities niet goed meer lezen zodat ik aangewezen was op de fotokopies van gewillige 'comilitones'. En het is nooit verbeterd. Dikwijls kan ik mijn eigen gekribbel in de marge van de tekst een boek niet meer ontcijferen zodat ik niet meer weet wat ik ervan vond tijdens een eerste lectuur. En het snel neerkrabbelen van een adres of telefoonnummer is een risico want dikwijls onleesbaar. De schrijfmachine, en later het toetsenbord van een pc (ik ben geen smartphone duim-wizzard) zijn altijd mijn trouwe bondgenoten geweest voor het netjes ordenen en leesbaar bewaren van mijn briljante ideeën en redeneringen. 

Maar zelfs met ditigale en technologische hulpmiddelen kan men er een soepje van maken. Dat is vandaag gebleken tijdens de instudering van een partituur van Rachmaninov. Hier een eerste versie, opgetekend door een 'schribent' die wou aantonen hoe moeilijk de partituur wel niet is: 


Niet zoveel noten op het eerste gezicht, maar het instuderen ervan bezorgt je een punthoofd, zoals ik heb ondervonden. Je bent een eeuwigheid bezig met te ontcijferen welke noten waar moeten worden gespeeld, met welke hand, met welke vingers, en hoe lang ze moeten klinken. Dit is geen Bach maar Rach: je handen moeten voortdurend een andere positie innemen op het klavier, en dat vraagt enige handigheid. Maar alsof dit niet volstond, wou de 'editor' het nog eens éxtra moeilijk maken door eigen 'vondsten': zo splitst hij triolen at random over twee notenbalken, zet hij een noot eerst op de bovenste notenbalk en plaatst hij enkele tellen erna exact de zelfde noot op de onderste notenbalk met veel hulplijntjes, zet hij plots een sol-sleutel in de onderste notenbalk voor drie noten waarna terug de fa-sleutel geldt, enzovoort.  Een echte ramp. Ook hier geldt: schrijf duidelijk! 


Ziehier een tweede partituur van precies dezelde maten. Wat een lust voor het oog. Hier heeft de 'scribent' er consequent voor gekozen de noten voor de rechterhand in de bovenste notenbalk te zetten, en de noten voor de linkerhand in de onderste notenbalk, ook al zijn daar hulplijntjes voor nodig. Kan het simpeler? De partituur is nu overzichtelijk. De handen vinden bijna automatisch de juiste positie, het instuderen gaat gemakkelijker en vooral: ik heb er deze maten veel sneller door leren memorizeren. 

De conclusie? Schrijf duidelijk! 

Herman Pelissier 

maandag 9 januari 2023

Steriele opinies

In een recent Knack-opiniestuk pleit een filosoof van de KU Leuven ervoor om een maand lang geen opinies te hebben. Het doel zou zijn om “te ontwennen aan oppervlakkige opinies”, niet om uiteindelijk helemaal geen meningen meer te willen hebben (zoals bv. met afkicken van roken). Opinies mogen dus, als men eerst maar heeft nagedacht en getwijfeld. Helemaal geen opinies hebben is trouwens onmogelijk: als je iets leest of hoort dan “vind” je daar automatisch iets van, ook al is het oppervlakkig of fout (zoals de filosoof zelf, die ‘de aarde is bol’ als ‘mening’ omschrijft). Maar eerder dan het hebben van opinies te ontraden, zou men het uitdrukken van opinies in vraag moeten stellen, a fortiori op de sociale media. 

Het ‘posten’ van (liefst gefundeerde) meningen op een forum (dat van Doorbraak, bijvoorbeeld) gebeurt vanuit verschillende motivaties. Om te beginnen is er het narcistisch motief. Het geeft voldoening je eigen opinies op een online platform te zien verschijnen: l'étalage du moi, zoals men zegt in het Frans. Je krijgt er een gevoel van belangrijkheid door: je teksten worden (allicht) gelezen, en je krijgt ‘likes’ (thumbs up). Al snel geraak je ‘hooked’ aan het “disqus-sieforum” en reageer je als een Pavlov-hondje telkens je een ‘alert’ krijgt of een rood labeltje ziet verschijnen met het nummer van het aantal reacties. Het is zo ego-strelend dat je er niet mee kan ophouden.
 Stimulus, response en positive reinforcement: puur Skinner.

Het publiceren van je mening kan ook therapeutisch zijn. Als je kwaad wordt of opgewonden raakt door wat je hoort of leest, dan kan een discussieforum een ideale plek zijn om je frustraties de vrije loop te laten, to get if off your chest, zoals men zegt in het Engels. Niet iedereen heeft immers een meevoelende huisgeno(o)t(e) die je gejeremieer geduldig aanhoort, en de tijd dat men ermee terecht kon bij de kapper of de tapper is voorbij. Pleur je emoties dan maar op een forum, dat lucht op. En wie aanstoot neemt aan je reacties: de boom in. Een forum is toch anoniem.

Een derde reden om te posten sociale media is persuasief: men wil deelnemen aan het ‘debat’ om reacties uit te lokken, om anderen te overhalen je opinie over te nemen en om hen het (d.w.z. jouw) ‘licht’ doen zien (du choc des idées jaillit la lumière). Goed bedoeld ongetwijfeld. Maar wie zo’n ‘debat’ op fora volgt wordt moe van de opengetrapte deuren, de inspiratieloze clichés, de starre polarisering, de hoge zuurtegraad, de sporadische hatelijkheden en het lage intellectuele niveau. Het zijn oeverloze discussies, dikwijls in een gebrekkige taal, en niet zelden ontsierd door persoonlijke aanvallen. 

En dan is er nog de pro-actieve motivatie. Men plaatst opinies op een discussieplatform in de hoop daadwerkelijk iets te kunnen veranderen aan ‘foute’ toestanden. Hoe futiel. Want of het nu gaat over politieke besluitvorming (op Vlaams of federaal niveau), maatschappelijke veranderingen (bv. migratie), media (bv. de programma’s en presentatoren op de VRT), onderwijs (eindtermen) en zelfs literatuur of voetbal: het idee alleen al dat je door je gefundeerde opinie te uiten ook maar iets zal veranderen aan de toestand of de gebeurtenis die je onaanvaardbaar vindt of die je ergert: dat is ontroerend naïef, want uitgesloten. Het heeft een tijd geduurd voor ik tot deze conclusie ben gekomen - hoewel dit natuurlijk ook maar een 'mening' is.

Kortom: je opinie posten op een discussieforum is steriel. Je verliest er veel tijd mee, maar je bereikt niets. Zodra men beseft hoe pathetisch het is elke dag aan zo’n forum te ‘hangen’ als een kalf aan de uier van de koe, houdt men ermee op. Het leven is al kort genoeg.

Time is life: it is irreversible and irreplaceable. (Alan Lakein)

But at my back I always hear
Time’s wingèd chariot hurrying near
And yonder all before us lye
Desarts of vast eternity. (Andrew Marvell)

Avec le temps, va, tout s'en va (…)
Entre les mots, entre les lignes et sous le fard
D'un serment maquillé. (Léo Ferré)
 

Car tous les instants
De nos vingt ans
Nous sont comptés
Et jamais plus
Le temps perdu
Ne nous fait face
Il passe. (Charles Aznavour)

Henri Pelissier

dinsdag 3 januari 2023

De koterij van Huts

In de controverse rond de zgn. Huts Tower kan men zich afvragen wat meest verbazing wekt: de evidente branie waarmee iconoclast Huts de Boerentoren te lijf wil gaan, dan wel de lauwe reacties op zijn plannen. Tegenstanders vinden het ontwerp choquerend, teleurstellend of onpraktisch, voorstanders opperen dat het ontwerp de stad zuurstof geeft en het erfgoed in beweging brengt. Eén ding hebben al deze commentatoren gemeen: ze zien de Huts-toren als een voldongen feit en berusten erin dat die er zal komen, al of niet in gewijzigde vorm.

 

Engeland gidsland

 

Dat is onthutsend. De Boerentoren is immers een “beschermd monument”. Dit betekent dat het erfgoed wordt gevrijwaard van elke ingreep die zijn historische identiteit aantast en zijn architectonische eigenheid wijzigt. In het buitenland wordt met deze status niet gelachen. In het gidsland Engeland worden historische gebouwen beschermd door de English Heritage en de National Trust.  Deze organisaties zien erop toe dat de wet wordt nageleefd, met name “de preservering van het gebouw en zijn eigenschappen van architecturaal of historisch belang”. Er is in Engeland dan ook geen sprake van dat de gevels of het uitzicht van een historisch gebouw onherkenbaar zouden worden gewijzigd, welke interne herbestemming het gebouw verder ook krijgt. Op illegaal uitgevoerde werken staan zware boetes of zelfs een gevangenisstraf. 

Tegelijk is Engeland ook het gidsland voor stedelijke hoogbouw. De wolkenkrabbers  in Londen zijn architectonische hoogstandjes met iconische namen: de Walkie Talkie, de Cheesegrater, de Gherkin, de Shard. Het zijn op zichzelf staande kunstwerken in their own right, afgescheiden van het bestaande historisch patrimonium. Die strikte scheiding wordt ook in andere landen gerespecteerd. In Parijs laat de prachtige Pei-piramide het historische Louvre intact, in Madrid werd de privécollectie van Thyssen-Bornemisza aanvankelijk ondergebracht in een bestaand gebouw. Nergens in het buitenland werd een historisch gebouw vermassacreerd door een modernistische ingreep: daarvoor heerst er teveel respect voor het historisch patrimonium.

Maar niet zo in Vlaanderen. Alleen hier is men bereid een wangedrocht als dat van Huts in overweging te nemen. Het is typisch voor onze volksaard dat een beschermd monument nu ook weer niet zó beschermd is dat er niet aan mag worden gemorreld. Laten we niet moeilijk doen, nietwaar. Er zijn precedenten van gefortuneerde privébezitters van nationaal erfgoed die onder het mom van renovatie veel gedaan kregen, en zelfs recht hadden op een premie. Deze mentaliteit verklaart waarom Huts voor zijn plannen gehoor krijgt, daarbij handig inspelend op de Antwerpse gevoeligheid voor een megalomaan fata morgana.

 

Stenen stempel 

Huts heeft zijn toren immers herdoopt tot ‘cultuurtoren’ die hij wil 'teruggeven aan de burgers en de samenleving’ (DS, 24/11/2022). Ongetwijfeld zijn vele Antwerpenaars gevoelig voor dit argument. Maar door zich altruïstisch te profileren als ‘wilde weldoener’ (cfr. Suske&Wiske) leidt Huts de aandacht af van de persoonlijke motivatie die ongetwijfeld meespeelt. Want indien zijn megalomaan project realiteit wordt, dan is zijn ‘nalatenschap’ verzekerd en blijft zijn naam voor altijd verbonden met de stad. Mogelijk spiegelt Huts zich aan illustere prominenten die hebben gebouwd en verbouwd om te worden herinnerd. Valéry Giscard d’Estaing is verantwoordelijk voor het Musée d’Orsay en de Orangerie, Georges Pompidou is vereeuwigd dank zij zijn aanvankelijk controversiële Centre Pompidou, en François Mitterand wordt herinnerd als de grootste Parijse bouwheer dank zij zijn Grands Projects Culturels, met o.m. de piramide van het Louvre, de Très Grande Bibliothèque en de Grande Arche de la Défense. Al deze prachtige bouwwerken werden gerealiseerd door verkozen presidenten, die de verantwoording voor hun urbanistische ingrepen terecht ontleenden aan hun publieke functie. Huts is geen verkozen president. Hij is een privéondernemer die met zijn toren zijn stenen stempel wil drukken op het publieke stadslandschap. Maar het publiek belang primeert nog altijd op het privé-initiatief. Het is precies om gebouwen met historisch belang te beschermen tegen de wilde plannen van hun rijke bezitters dat de overheid het concept van “beschermd monument” in het leven heeft geroepen. En de Boerentoren is een beschermd monument.   

De Boerentoren als precedent

 

Als eigenaar van een luxueus landgoed in Kent weet Huts maar al te goed dat hij met zijn plannen in Engeland bot zou vangen: zijn ontwerp zou onmiddellijk worden geweigerd. Maar hoe Engels Huts zich ook probeert te voelen, hij blijft door en door Vlaams. Hij verschilt in wezen niet van elke Vlaming die een eigendom koopt en het dadelijk wil uitbreiden met een tuinhuis, een kippenren, een veranda of een andere ‘koterie’. Alle proporties in acht genomen is Huts’ Boerentoren-ontwerp ook zo’n koterij: een onnodige en lelijke uitbreiding van een historisch gebouw dat met zijn harmonieuze proporties ‘af’ is en geen wijziging duldt. Het is nu enkel afwachten of, en hoe lang het duurt voor Huts de nodige vergunningen krijgt, en welke (drog)redenen de officiële instanties zullen aanvoeren om voor dit beschermd monument toch een uitzondering te maken. Wat het Antwerps stadsbestuur, het Agentschap Onroerend Erfgoed en de bevoegde minister ook mogen besluiten, hun verdict wordt een precedent zonder weerga.

 

Henri Pelissier

 

Voormalig student architectuur (Nationaal Instituut voor Bouwkunst en Stedebouw)